Kritische Ontwikkelingsbegeleiding

KRITISCHE ONTWIKKELINGSBEGELEIDING METHODE HENDRICKX

Wat is kritische ontwikkelingsbegeleiding?

Kritische ontwikkelingsbegeleiding methode Hendrickx was oorspronkelijk een begeleidingssysteem voor kinderen met moeilijkheden in hun ontwikkeling, voornamelijk op “psychomotorisch – practognostisch” vlak. De methode maakt gebruik van inzichten uit verschillende werkvelden maar heeft als eigenheid een fundamenteel geloof in de intelligentie van het zich ontwikkelende bewegende en waarnemende lichaam als basis voor de verdere ontplooiing van de totale persoon. Zo zijn er duidelijk te onderscheiden ontwikkelingsfasen vast te stellen. Door een heel eigen en individueel aangepaste methodiek en didactiek wordt deze ontwikkeling gestimuleerd daar waar die vastgelopen is of op een verkeerd spoor terecht gekomen is. Deze principes zijn niet alleen toepasbaar bij kinderen maar ook bij volwassenen. 

Hoe zien we ontwikkeling?

De ontwikkeling van een persoon verloopt in verschillende herkenbare fasen. Zo is er vanaf het prille levensbegin een sterke lichamelijke ontwikkeling die vergezeld is van een bewust zijn. Aanvankelijk wordt het bewust-zijn sterk aangesproken door hetgeen de zintuigen – die ook nog in ontwikkeling zijn – aanbrengen. Dit noemt men gewaarworden, iets later wordt dit waarnemen. Al vlug ontwikkelt het kind zijn motoriek – die begeleid wordt door de zintuigelijke waarneming – van eenvoudig naar steeds complexer. Deze ontwikkeling gebeurt in eerste instantie automatisch, dus op een voorbewuste manier, maar wel in een bepaalde logische volgorde. Het begint met het geconcentreerd zijn op één iets. Stilaan wordt dit één iets vanzelfsprekend en komt er aandacht vrij voor iets anders, en zo gaat dit verder. Tegelijk wordt het reeds geleerde geïntegreerd in hetgeen het kind actueel doet en leert. Zo wordt zijn wereld steeds complexer en ontwikkelt het kind zich steeds verder. Dit wordt ook wel eens de practognostische ontwikkeling genoemd omdat deze spontane ontwikkeling gebaseerd is op een natuurlijk mechanisme waarin het lichaam de hoofdrol speelt. Dit mechanisme bestaat er in dat het eigen lichaam genetisch zo geconstrueerd is dat het aangepast is aan onze biologische, fysische en sociale habitat. Er is als het ware een soort voorkennis. We kunnen bijvoorbeeld zien omdat er licht is, we bewegen ons op een bepaalde manier omdat er ruimte, zwaartekracht en weerstand is, het kind herkent reeds vroeg emoties omdat we in een sociale omgeving opgroeien, enz… Met andere woorden ons lichaam heeft net door dit voorgeprogrammeerd zijn een soort voorgevoel van hoe het zich moet gedragen in onze wereld op aarde. En dit gaat van heel eenvoudig naar zeer complex. Leren kijken bijvoorbeeld is (achteraf gezien) veel eenvoudiger dan bijvoorbeeld stappen of het zich oriënteren in tijd en ruimte, het leren van een complexe lichaamstaal, procesvolgorde leren en vele andere. De elkaar opvolgende fases steunen voor een belangrijk deel op hetgeen de persoon reeds geleerd heeft. Deze “practognostische” ontwikkeling met haar erop nog verder volgende ontwikkelingsfases doorlopen zoals reeds gezegd een logische en hiërarchische volgorde. Deze volgorde wordt bepaald door het niet beredeneerde ontdekken van impliciete eigenschappen van hoe we zelf en onze wereld in elkaar steken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de evolutie van puntgerichtheid naar lateralisatie. Deze pré-intelligentie bevat de essentiële basisvoorwaarden voor wat wij in een later stadium kunnen ‘intelligent’ leren.

Op een bepaald moment begint het kind de taal te ontdekken en ontstaat er een geheel nieuwe ‘virtuele’ wereld. De lichamelijke (motorische en sensorische) ontwikkeling enerzijds, die nog steeds verder loopt, met de eraan gekoppelde waarneming en de verbale wereld anderzijds worden aan elkaar gekoppeld. Lichaam en taal beïnvloeden elkaar dan wederzijds en de ontwikkeling komt in een stroomversnelling. De wereld wordt stilaan denkbaar. Zo integreert het kind zich steeds verder in onze culturele omgeving en zijn gedragssysteem past zich aan.

Voorwaarde bij dit alles is dat de persoonlijke ontwikkeling en de vragen van de omgeving aan het kind op elkaar afgestemd zijn.

Hoe loopt het verkeerd?

Hier loopt het echter dikwijls verkeerd. Dit kan om verschillende redenen, maar één reden springt er steeds uit, namelijk dat de vraag (lees de verwachting) vanuit de omgeving te moeilijk, maar soms ook te gemakkelijk, is voor de mogelijkheden die het kind op dat moment ter beschikking heeft. Dit kunnen biologische noden zijn (denk aan gezondheid en milieu), het kunnen motorische redenen zijn (te ingewikkelde of te zware opdrachten: grofmotorisch maar ook bijvoorbeeld schrijfmotoriek), het kunnen zgn. intellectuele redenen zijn (vb. te moeilijke oefeningen in de klas) maar ook en vooral gaat dit gepaard met een sociaal-emotionele overbelasting van het kind.

Het kind, dat van nature meestal nog sterk beïnvloedbaar is, tracht aan de vragen uit zijn omgeving te voldoen, voelt dat het dit niet echt kan en komt in moeilijkheden. Het geraakt gespannen, maakt in zijn gevoel fouten, probeert dit op te lossen door niet efficiënte strategieën die (te) veel energie opslorpen, compenseert dit op allerlei manieren en loopt stilaan vast in zijn ontwikkeling. Het kan dan ook onverklaarbaar gedrag gaan vertonen en het wordt ‘lastig’.

De omgeving begrijpt dit mechanisme niet altijd en kan het kind verkeerd interpreteren en de ‘schuld’ bij het kind zelf leggen. Wat het nog moeilijker maakt.

Wat doet de kritische ontwikkelingsbegeleider?

In de kritische ontwikkelingsbegeleiding wordt er terug gegrepen naar de basale ontwikkelingsmechanismen zoals hierboven beschreven, om te zoeken naar waar de ontwikkeling vastgelopen is. Daarna wordt er met aangepaste en kindvriendelijke ‘oefeningen’ gewerkt naar het terug opstarten van deze ‘natuurlijke ontwikkeling’. Dit zijn geen echte oefeningen, zoals dit op school gezien wordt – het is geen klassiek inoefenen van wat we van het kind verwachten – het zijn eerder haalbare uitdagingen die het kind aanspreken omdat ze iets moeilijker zijn dan hetgeen het reeds kan en toch net haalbaar zijn. Zo maakt het een sprongetje in zijn ontwikkeling. Vandaar ook de noodzaak aan een goede analyse. Een kritische ontwikkelingsbegeleider is dus geen leraar, die een door de overheid opgelegd programma moet volgen, maar hij is wel een individuele begeleider van het kind in ontwikkeling.

Concreet kan er bijvoorbeeld op het reguleren van de spierspanning gewerkt worden, er kunnen motorische en sensorische oefeningen gedaan worden (een soort psychomotoriek), er kan met eenvoudig materiaal gewerkt worden om kennis van tijd en ruimte in al zijn vormen te stimuleren,enz. Kortom het is een begeleiding van zijn ontwikkeling waarin het lichaam met zijn motorische en zintuiglijke mogelijkheden een belangrijke plaats innemen. Dit is belangrijk omwille van het her-ontdekken, het logisch gebruik en het op een hoger mentaal niveau kunnen uitbreiden van de gepréprogrammeerde mogelijkheden. Hetgeen er aangeboden wordt is steeds op maat van het kind en varieert bovendien continu op basis van hetgeen het kind op ieder moment aankan. Het gaat hem dus in eerste instantie niet om het ‘indrillen’ van vaardigheden maar wel om een soort ‘inzichtelijk’ leren, die zijn vaardigheden ondersteunt. Vandaar ook dat huiswerk moeilijk mee te geven is.

Zie: www.vkoh.be